De Europese Unie verstrekt volgend jaar voor een half miljard euro aan voedselhulp aan Europese burgers, zo is deze maand in Brussel besloten. Hoewel Europa tot de rijkste gebieden ter wereld behoort, leeft 17 procent van de burgers op of beneden de armoedegrens.

Het Europese programma voor voedselhulp begon in 1986 en bestond aanvankelijk uit overschotten van Europese boeren, de zogenaamde interventievoorraden. Sinds midden jaren negentig kan de EU onder bepaalde omstandigheden voedsel inkopen als aanvulling. Dat is voor volgend jaar vrijwel niet nodig. Er is genoeg tarwe, melkpoeder en boter om aan de behoefte te voldoen. De lidstaten moeten er zelf geld naastleggen (cofinanciering).
Vorig jaar profiteerden dertien milijoen Europese burgers van de voedselhulp uit Brussel. Grootafnemers zijn Italië en Polen. Volgens de Europese Federatie van Voedselbanken zijn de voedselbanken in Polen zelfs voor 90 procent afhankelijk van de Europese bijdrage.
Acht lidstaten doen niet mee aan het programma. Landen als Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland vinden voedselhulp een sociale aangelegenheid en een zaak van elke lidstaat afzonderlijk. Overeenkomstig het landelijk beleid zijn de Nederlandse voedselbanken ook niet aangesloten bij de Europese federatie.

(RvH)